Ongelukkige, zo opgejaagd en ongetroost. Met fijne leem zal Ik je stenen inleggen, op saffier zal Ik je grondvesten. Ik maak je torens van robijn, je poorten van beril, je muren van kostbare edelstenen. Al je kinderen worden onderricht door de HEER, rust en vrede zal hun ten deel vallen; gerechtigheid zal je fundament zijn. Je zult niets meer te vrezen hebben:
onderdrukking zal je niet bereiken, voor terreur blijf je gevrijwaard. Word je toch aangevallen, het komt niet van Mij. Valt iemand je aan? Het wordt zijn eigen val. Ik heb de smid geschapen, die het gloeiende vuur aanblaast om gereedschap te vervaardigen voor een zeker doel; zo heb Ik ook de vernietiger geschapen, die verderf wil zaaien. Maar elk wapen dat tegen jou wordt gesmeed zal machteloos zijn, en ieder die jou in een geding belastert zal zelf veroordeeld worden. Dit is het deel dat de dienaren van de HEER toekomt, dit is het recht dat Ik hun toeken – spreekt de HEER.